woensdag 23 november 2011
Het misverstand over Seksualiteit en Discipelschap.
Nieuwe Psychologie van Alice A. Bailey, blz. 237-239
4. Seks en Discipelschap
Ik* wens een woord te schrijven over het geslachtelijke in het leven van de discipel. Er heerst in de denkvermogens van de aspiranten veel verwarring omtrent deze aangelegenheid en het gebod betreffende het celibaat neemt de houding aan van een godsdienstige leer. Ons wordt dikwijls door goedbedoelende doch onlogisch denkende mensen verteld, dat, indien een mens een discipel is, hij niet trouwen kan en dat men geen werkelijk geestelijk punt kan bereiken tenzij een mens celibatair blijft. Deze theorie vindt haar oorsprong in twee dingen:
Ten eerste: het Oosten heeft altijd een misplaatste houding ten opzichte van vrouwen gekend. Ten tweede: van de tijd van Christus af, is er in het Westen een neiging geweest tot een kluizenaars- en kloosterlijk begrip van geestelijk leven. Deze twee standpunten behelzen twee verkeerde denkbeelden en vormen de kern van veel misverstand en zijn de oorzaak van veel kwaad. De man is niet beter dan de vrouw en dook de vrouw is niet beter dan de man. Toch beschouwen vele duizendtallen de vrouwen als een belichaming van het boze en van datgene wat aanleiding geeft tot verleiding. Doch God heeft van het begin af verordend dat mannen en vrouwen aan elkanders behoeften tegemoet moeten komen en elkander moeten aanvullen.
God heeft niet bevolen dat mannen samengeschoold zonder vrouwen en vrouwen zonder mannen, moeten leven; deze beide grote systemen hebben aanleiding gegeven tot veel seksueel misbruik en tot veel lijden.
Het geloof, dat een discipel noodzakelijk een celibatair leven moet leiden en een volledige onthouding van alle natuurlijke functies noodzakelijk is, is noch juist, noch gewenst. Dit kan bewezen worden door de erkenning van twee dingen:
Het eerst omvat, indien goddelijkheid inderdaad werkelijkheid is en zowel alvermogen en alomtegenwoordigheid als alwetendheid uitdrukt en indien de mens in wezen goddelijk is, dat er dan geen toestand mogelijk kan zijn waarin goddelijkheid niet oppermachtig ka wezen. Er kan geen gebied van menselijke werkzaamheid zijn waar de mens niet goddelijk kan handelen en waarin niet alle functies door het licht van zuivere rede en goddelijke intelligentie kunnen worden verlicht. Ik houd mij hier niet bezig met het schoonschijnende en om de zaak heendraaiende argument dat datgene wat gewoonlijk en door alle behoorlijk-gezinde mensen als verkeerd word beschouwd, juist moet zijn wegens ’s mensen inherente goddelijkheid. Dat kan slecht een slappe uitvlucht wezen voor verkeerd handelen. Ik spreek over seksuele verhoudingen van de juiste soort welke, binnen de grens van de geestelijke wet als van de wet van het land, veroorloofd zijn.
Ten tweede, een leven dat niet normaal afgerond wordt, zodat niet alle functies van zijn natuur – dierlijk, menselijk en goddelijk (en de mens bezig al deze drie in één lichaam) – worden gebruikt, wordt verijdeld, gestuit en abnormaal.
Dat niet iedereen in deze tijd kan trouwen is waar doch dat feit neemt het grotere feit niet weg dat de mens door God geschapen is om te huwen.
Dat niet allen in een positie verkeren waarin zij heden normale en voldragen levens kunnen leven, is eveneens een gevolg van onze tegenwoordige, abnormale economische toestanden, doch dit weerlegt op generlei wijze het feit dat de toestand abnormaal is. Doch dat een opgelegd celibaat een aanduiding is van diepe vergeestelijking en een noodzakelijke kant van alle esoterische en geestelijk training, is eveneens verkeerd, abnormaal en ongewenst.
Er is voor een discipel en ingewijde geen betere opleidingsschool dan het familieleven, met zijn verplichte verhoudingen, zijn arbeidsveld voor vereffeningen en aanpassingvermogen, zijn vereiste opofferingen, dienst en zijn gelegenheden elk del van de menselijke aard ten volle uit te drukken.
Er kan geen grotere dienst aan het mensdom bewezen worden dan het aanbieden van lichamen voor inkomende zielen en binnen de huiselijke sfeer aandacht te schenken aan die zielen en hun opvoeding te vergemakkelijken. Doch de gehele toestand en het probleem van het familieleven en kinderen baren is verwrongen en wordt verkeerd begrepen; het zal lang duren voordat huwelijk en kinderen hun rechtmatige plaats als sacramenten innemen en nog langer voordat smart en lijden, als gevolg van onze fouten en van het misbruiken van de seksuele verhouding, verdwenen zijn en de schoonheid en de heiliging van het huwelijk en van het openbaren van zielen in de vorm in de plaats treden van de hedendaagse, verkeerde groepering van denkbeelden.
De discipel en de aspirant op het Pad, en de Ingewijde op zijn “Verlichte Weg”, krijgen dus geen beter trainingsterrein dan de huwelijksverhouding, wanneer deze naar behoren aangepakt en juist begrepen wordt. De dierlijke aard onder ritmische discipline brengen, de opheffing van emotionele en instinctieve geaardheden op het altaar van opoffering en de zelfverloochening in het familieleven vereist, zijn ontzaggelijk louterende vermogens. Het vereiste celibaat is dan van de hogere aard ten opzichte van de verlangens van de lagere en de weigering van de geestelijke mens ten einde geheerst te worden door de persoonlijkheid en de begeerten van het vlees. Het standpunt van een opgelegd celibaat heeft in de uitrusting van menige discipel geleid tot veel misbruik en tot vele ontaardingen van de door God gegeven functies en vermogens; zelfs waar er deze onrustbarende toestand niet geweest is en waar het leven verstandig, gewijd en gezond was, is er dikwijls bovenmatig leed en veel mentale smart en kastijding geweest voordat weerbarstige gedachten en neigingen beheerst konden worden.
Het is waar dat soms een mens een speciaal leven geroepen kan worden, waarin hij tegenover het probleem van de ongehuwde staat komt te staan en gedwongen wordt zich van alle stoffelijke verhoudingen te onthouden en een streng celibatair leven moet leven ten einde aan zichzelf te bewijzen dat hij de dierlijke en instinctieve zijde van zijn natuur kan beheersen. Doch deze toestand is vaak het gevolg van uitspattingen en losbandigheid in een vroeger leven, welke strenge maatregelen en abnormale toestanden noodzakelijk maken ten einde gedane fouten uit te wissen, te herstellen en de lagere aard tijd te geven zich opnieuw te regelen. Doch het is verder geen aanwijzing van geestelijke ontplooiing, eerder het tegenovergestelde. Vergeet niet dat ik mij hier bezighoudt met het speciale geval van zelf-opgelegd celibaat en niet met de tegenwoordige, wereldwijde toestand waarin, door economische en andere redenen, mannen en vrouwen gedwongen worden buiten een natuurlijke en volledige levensuitdrukking te leven.
In laatste aanleg moet het seksprobleem in het gezin en onder normale toestanden worden opgelost en het zijn de meergevorderde mensen der wereld en de discipelen van alle graden die het aldus moeten oplossen.
***
* (Ik) staat voor de Tibetaan, Meester Djwhal Khul)
---------------------------------------
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten